3V-Stimuleringsfonds: multi-orgaan-op-chip vervangt proefdier
2 jaar geledenBas van Balkom werkt als onderzoeker bij het UMC Utrecht, op de afdeling Nefrologie en Hypertensie van de divisie Interne geneeskunde en Dermatologie. Voor het testen van experimentele therapieën wil hij complexe organen-op-een-chip inzetbaar maken. Die kunnen proefdieren vervangen.
Je project heeft de fraaie titel ‘MOOI!’. Waar staat dat voor?
Dat staat voor ‘Modellen voor Onderzoek naar Orga(a)n(oīde) Interacties’. Het onderzoeken van de interacties tussen organen komt voort uit een soort patstelling. Dieren zijn complex, maar niet humaan. De menselijke celmodellen waar we in vitro mee werken, zijn weliswaar humaan, maar missen de complexiteit van een organisme. Wat we beogen is combinaties van humane celmodellen te ontwikkelen, om een hogere complexiteit te bereiken. Daarmee kunnen we de interactie tussen menselijke organen nabootsen in het lab. En dat is essentieel om de werkzaamheid en eventuele neveneffecten van potentiële therapieën te kunnen vaststellen.
Levert het testen op proefdieren niet voldoende evidentie op?
Helaas niet. Wat betekent dat veel dierproeven eigenlijk voor niets worden gedaan. Dieren wijken op te veel punten af van de mens. Ze vertonen vaak andere verhoudingen tussen organen. Ze gaan ook anders met stoffen om. En hun immuunsysteem blijkt vaak onvoldoende representatief voor dat van de mens. Bovendien treden bij de mens vaak nevenaffecten op die je bij een dier niet kunt nabootsen. Ik kan bijvoorbeeld nierschade aanbrengen in een dier, waarbij het goed reageert op een medicijn. Maar de mens op wie je het toepast, is bijvoorbeeld te dik of heeft diabetes: de neveneffecten daarvan kun je in het dier niet observeren. Wat tenslotte ook vaak gebeurt, is dat het medicijn al ergens in het lichaam is opgenomen of afgebroken vóór het het doelorgaan heeft bereikt.
Dat roept de vraag op waarom nog niet al het medicijnonderzoek in vitro gebeurt.
Aan het op de markt brengen van een medicijn is nog steeds een omvangrijk eisenpakket verbonden. Een aantal standaard assays die horen bij een kandidaat-therapie moet op dieren worden uitgevoerd. Sommige dingen kunnen je nu eenmaal niet in vitro in het lab aan de weet komen: of een bepaald stofje kanker gaat veroorzaken bijvoorbeeld.
Jij wilt de mogelijkheden van in vitro onderzoek verrijken. Hoe?
We maken daarvoor gebruik van een actuele technologie, multi-organ-on-a-chip.
Dit zijn laboratoriumopstellingen waarin combinaties van mini-versies van menselijke organen worden gemodelleerd. Veel van mijn onderzoek richt zich op de nier. We gebruiken diabetische nefropathie, oftewel nierschade, als modelziekte, waarop we een experimentele therapie toepassen. Het idee van het project is om het herstel van de nier en de invloed van interacties met de lever en de alvleesklier hierop te bestuderen. Daarmee kunnen we een waardevolle bijdrage leveren aan de vertaling van deze therapie naar mensen. Én aan het vervangen van het gebruik van proefdieren natuurlijk.
Welke waarde heeft de financiële steun van het 3V-Stimuleringsfonds?
Die waarde is niet te onderschatten. We hebben een dure machine kunnen aanschaffen, waar we vóór die steun geen zicht op hadden. Daarbij zijn de chips waarop we de mini-organen plaatsen prijzig en slechts eenmalig te gebruiken. Deze startsteun heeft bovendien als katalysator gewerkt: we hebben na het 3V-Stimuleringsfonds steun van een gezamenlijke subsidie van de Samenwerkende Gezondheidsfondsen, Health~Holland, NWO, de Nierstichting en Stichting proefdiervrij gekregen om dit onderzoek verder uit te breiden. Die 3V-steun krijgt al met al dus een flinke spin-off. We zijn inmiddels in de fase van het publiceren van resultaten. Met de nuance dat we op het gebied van de nier-levercombinatie echt vooruitgang boeken, maar de pancreas even laten rusten.
Vakinhoudelijk ben je dus enthousiast. Voel je je ook persoonlijk betrokken?
Dierproeven doen heb ik nooit fijn gevonden. Een vervelende praktische component is de enorme administratieve rompslomp die het meebrengt. Maar veel belangrijker is
dat het niet aangenaam is om diertjes expres ziek te maken. Vervolgens moet je erheen om te controleren hoe het met ze gaat. En uiteindelijk moet je ze dood maken. Ik ben daarom blij dat ook vanuit de overheid gestimuleerd wordt om zo veel mogelijk alternatieven te ontwikkelen voor het gebruik van proefdieren. Ik wil dat graag helpen uitdragen. Ik integreer het in mijn onderwijs, en de blogs die ik al een tijdje schrijf voor de Stichting Proefdiervrij helpen daar ook bij.