3V-Stimuleringsfonds: plastinaat vermindert inzet proefdieren
2 jaar geledenJeffrey de Gier is clinicus, docent en portefeuillehouder van het departement Clinical Sciences van de faculteit Diergeneeskunde. Hij zorgde in teamverband voor de komst van een zacht plastinaat van een teef in het Skills Lab. De steun van het 3V-Stimuleringsfonds bleek een randvoorwaarde.
Wat beoogden jullie met dit project?
Studenten Diergeneeskunde moeten zich in de loop van hun studie een groot aantal vaardigheden eigen maken in het onderzoeken van dieren. Dat gebeurt in onze kliniek met dierpatiënten, zolang hun welzijn niet in het geding is. Het onderzoek naar de voortplantingsorganen van teefjes kan bijvoorbeeld voor een deel uitwendig, zonder nadelige belasting voor de hond.
Voor het inwendig onderzoek brengen we een speculum in van 1,5 cm doorsnee en 20 cm lengte. We constateerden een aantal jaar terug al dat het veelvuldig herhalen van dit onderzoek bij dezelfde teefjes te belastend is. We besloten daarom dat maar een klein deel van onze 230 studenten jaarlijks dit onderzoek nog kon doen bij de beagles in onze kliniek. Onze vraag was hoe we een alternatief voor dit onderwijs aan levende dieren zo konden inrichten dat we het werken met het natuurlijke lichaam het dichtst konden benaderen.
Welk alternatief vond je voor de levende hond?
We zochten naar een model dat zo veel mogelijk gelijkenis vertoont met de anatomie van het levende dier. Daartoe worden overleden dieren vaak geplastineerd. Maar zulke plastinaten zijn volkomen hard: daar kun je naar kijken, maar weinig mee doen. Een collega bij Anatomie had inmiddels een zachte plastinatietechniek ontwikkeld – verduurzamen dus mét behoud van de kenmerken van het weefsel. Die techniek had hij tot nu toe succesvol toegepast op kleinere dieren, zoals ratten. De inzet was nu een veel groter dier. Daar was niet alleen veel vakmanschap, maar ook aanvullende apparatuur voor nodig.
Binnen onze faculteit zetten we al lang stevig in op het verminderen van dierproeven. Maar onze financiële middelen zijn beperkt. Heel fijn dus dat het 3V-Stimuleringsfonds initiatieven op dit gebied stimuleert. Deze subsidie is veel meer dan een steuntje in de rug. Het prachtige model dat nu in ons Skills Lab staat was er anders waarschijnlijk niet gekomen.
Wat is de onderwijskundige waarde hiervan?
We creëren steeds meer helderheid in de stappen waarin studenten onderzoeksvaardigheden aangeleerd krijgen. Ze beginnen met bestudering van de anatomie in het boek, zien daarna instructievideo’s als onderdeel van een e-module.
Tijdens de klassikale practica maken we inmiddels gebruik van enkele silicone honden met uitneembare organen. Hier krijgen studenten ook handelingen met levende dieren voorgedaan. Maar vóór ze nu de overgang naar de levende hond maken, kunnen ze in hun eigen tijd op het Skills Lab individueel oefenen met een 100% immobiel model: het achterlijf van een overleden teef wier vacht echt is en zacht aanvoelt en wier geslachtsorgaan flexibel is. Deze stap vergroot het zelfvertrouwen van de studenten enorm. En dat komt uiteraard de veiligheid en het welzijn van patiënten in onze kliniek en in de dierenartspraktijken ten goede.
Gaat dit project om het verminderen of vervangen van proefdieren?
Vervangen suggereert dat we geen levende dieren meer zouden gebruiken in ons onderwijs. Dat is niet het geval. We verminderen de mate waarin we ze inzetten. Waarbij je je kunt afvragen of de term ‘proefdieren’ het meest geschikt is om te beschrijven hoe we binnen onze faculteit met onze dieren omgaan.
Onze beagles bijvoorbeeld zijn vrijwel allemaal hier gefokt, geboren en getogen. Vanaf hun geboorte zijn daar studenten bij betrokken. Een groep van circa tien studenten adopteert dan tijdelijk de moederhond en verzorgt haar 24/7 rondom de geboorte en de periode erna, inclusief appgroep en webcam. Zo raken de pups goed gesocialiseerd, met als gevolg dat de honden meestal heel blij zijn met studenten om hen heen – het betekent anderhalf uur aaien en knuffelen en een snoepje als ze wat fysiek onderzoek hebben ondergaan. Misschien kunnen we ze beter kliniek- of onderwijsdieren noemen.
Hoe sta jij hier persoonlijk in?
Best dubbel, eerlijk gezegd. Met mijn onderwijspet op vind ik het van enorm belang dat onze studenten leren om met levende dieren hun onderzoek te doen. Tegelijkertijd willen we van dierproeven af in ons onderwijs. Die komen in onze bachelorfase dan ook al niet meer voor. In plaats van het hebben van kliniekdieren zou je kunnen afspreken dat iedereen een eigen hond van huis meeneemt. Maar dat levert andere ingewikkelde complicaties op, leert de ervaring. Bovendien is er een groot verschil tussen dierproeven en proefdieren, zeker na wat ik hierboven over onze proefdieren heb uitgelegd. Ik zou het een enorme verarming van de opleiding tot dierenarts vinden als onze studenten nooit meer de pols van een echt dier nemen, de buik voelen, het gebit bekijken et cetera. Ik durf te stellen dat onze dieren het goed hebben bij ons, daar doen we ons uiterste best voor. Onze studenten én onze patiënten zijn enorm gebaat bij vroegtijdig en veelvuldig contact met elkaar.