3V-Stimuleringsfonds: Een muis alleen, kan dat beter?

1 jaar geleden

In het onderzoek naar eetgedrag van muizen moeten die – tegen hun natuur in – enige tijd alleen gehuisvest worden. Via een 3V-project zocht Roger Adan naar middelen om die periode aangenamer te maken. Adan is hoogleraar bij de afdeling Translational neuroscience van de divisie Hersenen van het UMC Utrecht en focust op eetstoornissen.

Waarom worden de muizen in hun eentje, oftewel solitair gehuisvest?

Het is niet goed mogelijk het eetgedrag van muizen te bestuderen als je ze in een groep laat. Je ziet niet goed welke muis hoeveel eet. Zelfs als je elke muis een zender geeft, zijn de gegevens te onnauwkeurig. Dat maakt solitair huisvesten gedurende een onderzoeksperiode noodzakelijk. Maar dit is ongeriefelijk voor muizen. Onze kamertemperatuur ligt veel lager dan de bijna 30º C die natuurlijk is voor muizen en ratten. Ze zoeken elkaars nabijheid niet alleen voor sociaal contact op, maar ook om warm te blijven. Solitair huisvesten geeft dus emotionele en koudestress. Dat wil je voorkomen, of op z’n minst verminderen.

Hoe wilden jullie die stress verminderen?

We dachten dat het zou helpen als de muizen elkaar wel konden zien en dicht bij elkaar konden liggen. In de kooien – voor twee of vier muizen – brachten we semi-transparante wanden aan. In eerste instantie haalden we die wanden na het voeren weer weg. Maar tot onze verrassing gingen de mannetjesmuizen vrijwel direct en tot bloedens toe in gevecht met elkaar. In no time etaleerden ze een enorme territoriumdrift. Dus we handhaafden de wanden. Ook kreeg een deel van de muizen een warmtemat ter grootte van zo’n 30% van het kooioppervlak. We wilden de effecten van die maatregelen meten.

Waaraan meet je het effect van zulke maatregelen?

Er is een aantal alom gebruikte standaardtests, die ook wij gehanteerd hebben. Bij de ‘Elevated Plus Maze’ zet je het dier op een helder verlicht platform en kijk je of het zijn gebruikelijke exploratieve gedrag vertoont of een meer beschermde plek opzoekt. Zo zien we onder meer of de dieren angstig zijn. Ook kijken we naar hun lichaamsgewicht en dat van een aantal organen. Te zwaar betekent minder gezond, bijvoorbeeld doordat ze minder bewegen. En in het bloed checken we onder meer het stresshormoon corticosteron.


Als dieren zich goed voelen, zullen stress of fysieke ongezondheid niet zorgen voor storende factoren in je onderzoeksresultaten.

Wat kwam eruit?

We hadden veel dramatischer verschillen verwacht. De data laten slechts geringe effecten zien. Dat geldt zowel voor het verschil tussen solitaire en groepshuisvesting als voor het gebruik van de tussenschotten en de warmtemat. Mogelijk is het idee dat sociaal huisvesten veel beter is voor het mentale welzijn vooral een aanname vanuit menselijk perspectief. Al blijft altijd de kans bestaan dat we niet goed genoeg kijken, dat de standaardtests niet gevoelig genoeg zijn.

Dit project richt zich op verfijning. Valt vermindering ook binnen jullie scope?

Niet binnen dit project. Maar algemeen geldt natuurlijk: hoe verfijnder je onderzoek en hoe betrouwbaarder je resultaten, hoe minder proefdieren je nodig hebt. Als dieren zich goed voelen, zullen stress of fysieke ongezondheid niet zorgen voor storende factoren in je onderzoeksresultaten. Dan heb je dus minder dieren nodig. En vervanging is in ons soort onderzoek niet mogelijk. Voor gedragsobservaties heb je een intact organisme nodig: dat boots je niet na in een kweekschaaltje. Anders gezegd: cellen worden niet psychotisch.

Ik sta volledig achter het streven zo min mogelijk dierproeven te doen. Maar wie daarin de boodschap hoort dat we er binnenkort mee kunnen stoppen, is niet realistisch. Kijk alleen al naar de snelheid waarmee we de COVID-vaccins hebben kunnen ontwikkelen. Zonder dierproeven was het aantal ziekenhuisopnamen en sterfgevallen vele malen hoger geweest.

Is jouw betrokkenheid vooral wetenschappelijk of ook maatschappelijk?

Beide. Laat ik het concreet maken. Muizen vinden een looprad in een kooi leuk. Maar geef je ze minder te eten, dan zou je verwachten dat ze er minder in gaan rennen, om energie te sparen. We zien het tegenovergestelde. Dat gedrag lijkt erg op dat van patiënten met anorexia nervosa: er gebeurt iets vreemds met je hersenen als je te veel afvalt. Met te weinig vetweefsel wordt het hormoon leptine te weinig aangemaakt – dat is waarschijnlijk een trigger die het ziekteproces onderhoudt. De waarde van dit soort observaties kan moeilijk overschat worden.

Een ander belangrijk punt: de afgelopen dertig jaar is de regelgeving rond dierproeven voortdurend aangescherpt en zeer zorgvuldig geworden; vooral binnen Europa, waarbij Nederland vooroploopt in het implementeren en handhaven ervan. Ik vind het dan ook zeer onterecht dat mensen die met proefdieren werken nogal eens in het verdomhoekje terechtkomen. Zij hebben hart voor de dieren en gaan even zorgvuldig met ze om als we thuis met huisdieren omgaan. Hun werk ten behoeve van onze gezondheid verdient waardering.

Roger Adan is hoogleraar bij de afdeling Translational neuroscience van de divisie Hersenen van het UMC Utrecht. Hij coördineert de track Experimental and Clinical Neuroscience van de Master Neuroscience and Cognition. Daarnaast is hij gasthoogleraar bij de Universiteit van Gothenburg en adviseur bij Rintvelt eetstoornissen (Altrecht).