Wet op de dierproeven

Dierproeven zijn aan regels gebonden. In Nederland geldt de Wet op de dierproeven (Wod), die per 18 december 2014 herzien is. Deze wet is gebaseerd op Europese regelgeving.

Het uitgangspunt van de wet is dat dierproeven verboden zijn, tenzij er heel goede redenen zijn om ze wél te doen en er geen proefdiervrije methoden zijn om het vraagstuk op te lossen.

De wet beschrijft onder andere:

  • welke instellingen proefdieren mogen houden en fokken
  • wie dierproeven mogen uitvoeren, voor welke doelen en onder welke voorwaarden
  • welke instanties een rol spelen bij het toezicht en welke rol dat is
  • de procedure voor vergunningverlening
  • de eisen voor scholing en training van medewerkers die met de dierproef te maken hebben

Definitie dierproef

Een dierproef is volgens de Wet op de dierproeven:

Elk gebruik van een dier voor experimentele, onderwijskundige of andere doeleinden waarvan het resultaat bekend of onbekend is, dat bij het dier ongerief veroorzaakt.

Ongerief wil zeggen: evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade dan bij het inbrengen van een naald, volgens goed diergeneeskundig vakmanschap.

Dit omvat tevens ieder gebruik waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenlijn, met inbegrip van het doden van dieren ten behoeve van het gebruik van hun organen, weefsels of lichaamsvloeistoffen.

Diersoorten

De Wet op de dierproeven beschermt levende, niet-menselijke, gewervelde dieren, met inbegrip van larven die zich zelfstandig voeden en foetussen van zoogdieren vanaf het laatste derde deel van hun normale ontwikkeling, én levende koppotigen (bijvoorbeeld: inktvissen).

Advies dierenarts

Elke fokker, leverancier of gebruiker van proefdieren moet beschikken over een dierenarts die deskundig is op het gebied van de proefdiergeneeskunde, of een andere gekwalificeerde deskundige, bijvoorbeeld op het gebied van een bijzondere diersoort. Deze adviseert over het welzijn en de behandeling van de dieren.

Humane eindpunten

Onderzoekers moeten bij het plannen van dierexperimenteel onderzoek aangeven onder welke omstandigheden een proefdier voortijdig uit het onderzoek wordt gehaald. Dan wordt het ongerief van een proefdier actief beëindigd of verminderd, bijvoorbeeld door euthanasie, beëindiging van de procedure of pijnverlichtende medicijnen. Die omstandigheden worden de ‘humane eindpunten’ genoemd.

Niet-technische samenvatting

Bij iedere vergunningaanvraag voor een onderzoeksproject met dierproeven hoort een niet-technische samenvatting (NTS). Deze bevat de doelstellingen van het onderzoek en een onderbouwing van het diergebruik en de verwachte negatieve gevolgen voor het welzijn van de proefdieren, inclusief toepassing van de 3 V's (vervanging, vermindering en verfijning).

De NTS moet in lekentaal worden geschreven, zodat ze leesbaar is voor een breed publiek. De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) publiceert deze samenvatting zonder naamsvermelding. Zo wordt het gebruik van proefdieren in Nederland transparant gemaakt, zonder schending van intellectuele eigendomsrechten of privacy. De Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht kiezen ervoor om vrijwillig de volledige vergunningen met daarin de projectbeschrijvingen te publiceren.